Een negatieve dysfotopsie is één van de meest frequente optische bijfenomenen bij lensimplantaties. De patiënt beschrijft aan de kant van de slaap een donkerdere, vaak maanvormige zone. Sommige patiënten spreken over een paardenbril, of een zone aan de zijkant waar ze door ‘water’ of ‘ plastic’ kijken.

Wanneer er specifiek op doorgevraagd wordt, dan merken minstens 10% van de patiënten in de eerste dagen na de ingreep dit fenomeen. Bij de meeste patiënten verdwijnt de negatieve dysfotopsie spontaan in de maanden na de operatie.

Oorzaak

Factoren in het ontwerp van de implantlens (onder andere het materiaal, de boord), en de positie die de kunstlens spontaan inneemt in het oog (ver of dicht bij de pupilrand, interacties met de opening van het kapsel) spelen een rol. Door een interactie van deze factoren wordt een sikkelvormige zone van het netvlies minder intens beschenen dan andere zones.

Behandeling

Omdat een negatieve dysfotopsie vaak vanzelf verdwijnt naarmate het lenskapsel matter wordt met de tijd, wordt eerst afgewacht. Indien de patiënt na 3 à 6 maanden nog hinder heeft, zijn er succesvolle behandelingen.

Toegevoegde lens voor de kunstlens ("add-on" lens)

In 90% van de gevallen verdwijnt de negatieve dysfotopsie volledig of voor een belangrijk deel na het implanteren van een dun bijkomend implantlensje bovenop de kunstlens. De ingreep duurt een vijftal minuten en verloopt onder lokale verdoving. De patiënt heeft meestal de dag nadien reeds het effect. Bovendien kan in dit implantlensje ook een eventuele restafwijking meegecorrigeerd worden.

Omwille van het hoge slaagpercentage en de korte, weinig complexe ingreep, is dit mijn voorkeursbehandeling.

Grafiek van een toevoeglens (1stQ AddOn) in het oog
Een toevoeglens bovenop de eigen kunstlens

Wisselen van de implantlens

Negatieve dysfotopsieën worden nooit gezien bij implantlenzen die (op een minder klassieke manier) voor het kapsel geplaatst worden. Wanneer een toevoeglens onvoldoende resultaat geeft, kan de implantlens uit het kapsel verwijderd worden en gewisseld worden voor een andere (“sulcus”) lens. We spreken van een IOL "exchange". Dit is technisch iets uitdagender, maar belangrijker is dat er geen torische of multifocale lenzen bestaan voor deze positie. Het succespercentage zou evenwel de 100% moeten benaderen.

Wijder maken van de kapselopening met de laser

Een sterke overlap van de kapselopening aan de neuskant met de optische zone is beschreven als risicofactor voor negatieve dysfotopsie. Met de laser kan een strip van het voorkapsel worden weggehaald. In mijn ervaring is het succespercentage minder dan 50%.